15-08-2022
LEIDERSCHAP
Geboren in 1976, groeide ik als kind op met Ronald Reagan als de president van het ‘almachtige’ Amerika, Michail Gorbatsjov als de baas van het ‘foute’ Rusland en ‘de harde tante’ Margaret Thatcher als de vrouw die Engeland leidde. En ja, Paus Johannes Paulus II was dé paus, Michael Jackson de King of Pop (vind ik overigens nog steeds) en Gullit, Van Basten, Rijkaard én Koeman waren mijn voetbalhelden.
Omdat mijn vader redacteur Buitenland was bij het Nederlands Dagblad en buitenlandcommentator bij de Evangelische Omroep (Tijdsein, na het half 6 Journaal met Maartje van Weegen), heb ik altijd al iets gehad met politiek leiders die verschil maken. Zowel positief als negatief. De naam Kissinger kwam ook af en toe voorbij. Na het lezen van zijn boek ‘Leiderschap’ begrijp ik waarom. De 99 (!)-jarige auteur heeft als Amerikaans minister van Buitenlandse Zaken (onder Nixon) en als politiek adviseur een belangrijke rol gespeeld in de wereldgeschiedenis. In zijn boek beschrijft hij zes wereldleiders die de wereld zoals wij die nu kennen, mede hebben gevormd.
Aan bod komen Konrad Adenhauer, Charles de Gaulle, Richard Nixon, Anwar Sadat, Lee Kuan Yew en Margaret Thatcher. Van allen had ik al wel gehoord en gelezen. Behalve van Lee Kuan Yew. En laat nu net het deel over de premier van Singapore mij het meest aanspreken. Want wat een leider was dat! Klein land (nog geen 600 vierkante kilometer), grote daden. Kissinger over Lee: ‘Een mondiaal gerespecteerd staatsman aan wie machtige leiders om advies vroegen.’
Wat hem dat zo bijzonder maakte? Iedereen die wel eens in Singapore is geweest, heeft ervaren waarom. Het kleine, chaotische, onbeduidende staatje, groeide onder zijn leiderschap uit tot een voorbeeld voor vele andere landen. Zover ik, met een bliksembezoek aan en mijn beperkte kennis van dit land, kan beoordelen: streng, maar rechtvaardig. Kissinger: ‘Het grootste geschenk dat Lee aan zijn multi-etnische bevolking gaf, was zijn onuitputtelijke overtuiging dat de mensen zelf het grootste goed waren, en dat zij de capaciteiten hadden om ongekend potentieel in zichzelf te ontketenen.’ Hadden alle leidinggevenden maar die heilige overtuiging… Vooruitgang ligt in handen van de mensen, niet zozeer in die van de leider. Al geeft hij of zij hierin wel het goede voorbeeld. Lee kende zijn plaats: ‘Iedereen die denkt dat hij een staatsman is, moet nodig naar een psychiater’. Jim Collins kwam – jaren later – in zijn klassieker ‘Good to Great’ tot eenzelfde conclusie: geweldige leiders zijn leiders met een heldere visie die nederig zijn. Een helaas zeldzame combinatie van eigenschappen.
Een duidelijke visie van Lee was korte metten te maken met de corruptie in zijn land. Zo nam hij een anticorruptiewet aan, waarin zware straffen waren opgenomen voor corruptie op elk niveau. ‘Onder zijn leiding werd corruptie snel en genadeloos in de kiem gesmoord’. En met succes, zo concludeert ook Kissinger: ‘De rigoureuze handhaving van de wet versterkte de reputatie van Singapore als eerlijke, veilige stad om zaken te doen.’
Dat juist dit facet van Lee’s leiderschap mij aanspreekt, is omdat International Justice Mission (IJM), de organisatie waar ik werkzaam ben als storyteller, hetzelfde predikt. We kunnen een land alleen opbouwen en armoede bestrijden, wanneer de rechtssystemen in de landen de meest kwetsbaren bevolkingsgroepen (de armsten dus) beschermen. In andere woorden: potentiële daders van bijvoorbeeld slavernij, mensenhandel en seksueel geweld moeten beseffen dat zij niet straffeloos hun gang kunnen gaan. Singapore is tegenwoordig een van de minst corrupte landen ter wereld. Goed voorbeeld doet hopelijk goed volgen.
Wat Lee gemeen heeft met de andere politiek leiders die Kissinger in zijn boek beschrijft, is onder andere dat ‘elk van hen zijn of haar samenleving transformeerde en bijdroeg aan de opkomst van een nieuwe wereldorde.’ Bijzondere is dat geen van hen voldeed aan de zogenoemde ‘zeven vinkjes’ van Luyendijk en zich niet door hun achtergrond hebben laten tegenhouden om verschil te maken. Integendeel. Kissinger: ‘Anders dan hun aristocratische voorouders hadden deze leiders een diepgeworteld gevoel van nationale identiteit, dat hen inspireerde tot de overtuiging dat de hoogste ambitie was hun medeburgers te dienen door leiderschap te bieden aan de staat.’ Dienend leiderschap als hartszaak dus.
Enkele andere overeenkomsten die Kissinger waarneemt, zijn de ‘vrome, religieuze opvoeding’ die zij allen genoten. Dit diende volgens de auteur de ‘seculiere doelen: training in zelfbeheersing, nadenken over fouten en zich oriënteren op de toekomst.’ Ook stonden de zes leiders bekend om hun directheid en het vertellen van de soms harde waarheid. Dit gecombineerd met een ‘doordringend realiteitsbesef en een krachtige visie.’
‘Leiderschap’ van Kissinger gaat over zes grote leiders. Maar tegelijk ook over ons: leidinggevenden in zowel de profit als de non-profitsector. Wat zien wij om ons heen waar wij verandering in willen brengen? Hoe nemen wij anderen mee in de positieve verandering die wij willen zien? En hoe zijn wij integer en tonen doorzettingsvermogen (Adenauer), hoe zijn wij vastberaden (De Gaulle), tonen wij beslissingskracht (Nixon), smeden wij vrede (Sadat), nemen wij anderen mee in onze verbeeldingskracht (Lee) en munten wij uit in principieel leiderschap en vasthoudendheid (Thatcher)? Kissinger stelt ons gerust met de woorden dat geen van ons al deze deugden tegelijk kan bezitten. Hetgeen natuurlijk niet wil zeggen dat we het niet kunnen nastreven. Simpel omdat de mensen aan wie wij leiding mogen geven en de samenleving moreel leiderschap verdienen.
Leiderschap
Henry Kissinger
Koop het boek hier